Bieslook (Allium schoenoprasum) kom je ook tegen onder de volksnamen pieplook, snijprei, graslook, astlook, Franse look en uiegras. Het is al 3000 jaar als kruid in China geliefd en waarschijnlijk door ontdekkingsreiziger Marco Polo meegenomen naar Europa. Pas in de 16e eeuw begint daar het kweken in tuinen. De plant sterft af in de winter maar komt in het vroege voorjaar weer terug. Bieslook is ook geschikt als borderrand omdat het door scheuren makkelijk te vermeerderen is. De bloemen zijn wit of roze naar gelang de soort en zijn zeer aantrekkelijk voor bijen en hommels.
In de keuken is bieslook vooral gewaardeerd om zijn heerlijke zachte uiensmaak. Maar bekend is ook het gebruik als bloedstelpend middel en als tegengif bij vergiftigingen. De stengels kun je fijn knippen en gebruiken bij roerei, omelet, gekookte groenten, geroosterd lamsvlees of vis en bij de gepofte aardappelen. En als ingrediënt in een groene saus. De bloemen zijn eetbaar en te gebruiken als garnering in salades en sauzen. De stengels zijn daarna taai en hard; niet meer lekker om te eten. Bieslook is het lekkerst als het vers geknipt is en op het laatste moment toegevoegd aan een gerecht. Gedroogd verliest het veel van zijn smaak en geur. Een lekkere variant is de knoflookbieslook. Lekker pittig!