Dit kruid (Foeniculum vulgare giant bronze) bloeit met grote gele schermen met prachtig bronskleurig loof en een zoete anijsgeur. Insecten houden veel van venkel. Het latijnse foenum betekent hooi en verwijst naar de structuur van het loof. Het kruid venkel moet je niet verwarren met de knolvenkel; daarvan kun je de knollen eten.
Al in de Griekse en de Romeinse oudheid gebruikte men het kruid venkel als afslankmiddel. De adellijke dames aten het om niet dik te worden. Dit gebruik komt ook terug bij Amerikaanse puriteinse gemeenschappen, maar met een andere reden: vooral om de honger te stillen tijdens de lange preken in de kerk.
Een 17e eeuwse kruiddeskundige vertelt dat ‘venkel veel gebruikt wordt door lieden die dik zijn geworden om hun kwabben kwijt te raken en weer meer leest in hun lichaam te krijgen’. Rembert Dodoens zegt: ‘Venckel-saedt inghenomen sterckt de maeghe/ gheneest de walgine/versoet de smerte ende krimpinghe des buycks/ ende verdrijft alle windachtigheden.’
Thee van de zaden is bij veel mensen bekend, bijvoorbeeld als venkelthee bij het doorkomen van de tandjes bij baby’s. De zaadjes kun je gebruiken bij de inmaak en je kunt er lekkere koekjes mee bakken. En uit de zaden wordt ook olie geperst.
Op Veldzicht staat venkel in het historisch kruidenveld en de bronzen variant vind je in de Dodoens Cruydehof. Vrijwilligers drogen de zaden om onder andere te gebruiken als voer voor de patrijzen in de duinen.