De vermoedelijke oorsprong van de naam ‘rubus’ komt uit het begin van onze jaartelling; het latijnse woord ‘ruber’ betekent rood. Kijk maar naar de rode vruchten en vaak ook de rode stengels van de framboos.
Het woord ‘framboos’ stamt uit de 15e eeuw en betekent zoete rode wijn. De naam is ook afgeleid van het woord ‘raspoie’ van Germaanse oorsprong, dat ‘struikgewas’ betekent. De framboos is dus al heel lang bekend in onze streken.
De struik is een sterke groeier en moet ook behoorlijk gesnoeid worden. Snoeien doet groeien en bloeien. En eenmaal per jaar flink wat organische mest doet de rest.
Er zijn twee verschillende soorten, de zomer- en de herfstframboos. Dat betekent een groot deel van het jaar oogst. De rode vruchten zijn erg lekker en bevatten veel vitamine C. De toepassingen zijn legio: jam, siroop, sap, puree, saus én gewoon zo uit het handje!
Van de gedroogde bladeren kun je thee zetten.
Rembert Dodoens gebruikte de witte bloemen in een mengsel met honing tegen ooginfecties. Tegenwoordig worden de frambozen ook gebruikt als lekker smaakje in medicijnen voor kinderen. In de Dodoens Cruydehof zijn de zomer- en herstframboos te vinden in het vak ‘houtachtigen’.