Pulmonaria officinalis heeft allerlei volksnamen: pusoogje, vlekkenkruid, wolvenkruid, wrangwortel, spinaal, onzevrouwenspin. Deze inheemse plant in Europa en het noorden van Amerika bloeit in maart en april met bloemen die verkleuren van rood naar paarsblauw. De plant van ongeveer 30 cm hoog is geschikt als bodembedekker onder bomen en als randje langs een perk.
De zilverachtige vlekken op het blad zag men vroeger als de tranen van de maagd Maria. De latijnse naam echter komt van ‘pulmo’ wat long betekent. De signatuurleer – die vroeger veel gebruikt werd – associeerde elke plant door zijn geur, uiterlijk of groeigewoonte met de ziekte waarvoor hij als geneesmiddel bestemd was. Men vond dat het blad met zijn vlekken leek op een aangetaste long en gebruikte daarom het longkruid tegen bronchitis en hoest.
Men gebruikte thee, getrokken van het blad en de bloemetjes, vooral tegen bloedspugen. Tegenwoordig gebruik je de thee vooral omdat het de luchtwegen verzacht en overtollig slijm oplost.
In het kruidenveld staat het gevlekt longkruid bij de eetbare bloemen. Het is een van de eerste voorjaarsbloeiers. De bloemen zijn decoratief en met een frisse komkommersmaak eetbaar in salades en soepen.